Bij de examenteksten 1 t/m 3 heb ik extra vragen
toegevoegd om je anders naar de tekst te laten kijken. Deze extra vragen kunnen je helpen om beter naar een examentekst te kijken, zodat je de goede antwoorden kiest en niet de 'instinkers'.
2. Wat wil de schrijver met deze tekst vertellen?
3. Onderstreep in elke alinea de kernzin.
4. Wat betekent het woord overigens in de eerste zin van alinea 2 en 4?
5. Wat is de betekenis van het woord ‘want’ in de laatste zin van alinea 1? (tekstverband)
6. In alinea 2 staat: ‘Maar uit onderzoek blijkt …’ Wat is de betekenis van ‘maar’ in deze zin? (tekstverband)
7. De ondervraagden hebben weinig ‘parate kennis’ staat er in alinea 3. Wat is ‘parate kennis’?
Bij vakantiekrachten weinig kennis over arbeidsvoorwaarden.
1. Boven de tekst staat:’ Dit artikel is afkomstig van de universiteit van Wageningen en gaat over het weggooien van voedsel.’
Welke informatie kan je uit deze zin halen? (Denk aan soort tekst, de functie van de tekst, betrouwbaarheid van de tekst.)
b. Welke redenen geeft de schrijver?
Tip: zoek woorden op waarvan je de betekenis niet kent.
Bij het examen mag je ook een (papieren) woordenboek gebruiken
Minder eten in de afvalbak
Dit artikel is afkomstig van de universiteit van Wageningen en gaat over het weggooien van voedsel.
1. Nederlandse burgers, boeren,
restaurants en supermarkten gooien samen dertig tot veertig procent van het
voedsel weg. Dat moet anders, vindt de minister van Economische zaken, Landbouw
en Innovatie. Door minder weg te gooien komen onder meer klimaatdoelstellingen
dichterbij.
2. In de hele keten gaat voedsel
verloren. Nederlandse consumenten gooien voor ongeveer 1,6 miljard euro aan
eten weg, zo'n honderd euro per persoon per jaar. Ook bij boeren, handelaren en
supermarkten gaat veel voedsel verloren. Het totale verlies bedraagt in
Nederland ongeveer 3,6 miljard euro per jaar. Ruim een derde van al het voedsel
dat voor mensen was bestemd, belandt dus niet op een bord maar in een
varkenstrog of vuilverbrandingsinstallatie. En dat moet anders, stelde de
minister in 2007. De minister wil dat er in 2015 twintig procent minder wordt
verspild en financierde een aantal projecten en onderzoeken om die doelstelling
te halen.
3. Yuca Waarts doet bij het LEI (Landbouw
Economisch Instituut) onderzoek naar de verspilling. Volgens Waarts zijn er
goede redenen om minder eten weg te gooien. De productie van voedsel kost veel
energie. Door minder weg te gooien kun je op een makkelijke manier besparen op
de uitstoot van broeikasgassen.
Minder verspilling heeft ook gevolgen voor ontwikkelingslanden. Als Nederlanders minder eten weggooien hebben mensen in ontwikkelingslanden meer te eten, denkt Waarts. "Dat werkt niet direct. Je kunt de boterham die je weggooit niet naar Afrika sturen. Maar als wij minder weggooien is er minder vraag naar bijvoorbeeld graan, en dat kan zorgen voor lagere prijzen, waardoor eten beter betaalbaar wordt", zegt zij. "En voor bedrijven en consumenten komt daar nog eens bij dat ze geld kunnen besparen door zuiniger te zijn met voedsel. Een gemiddeld huishouden kan tot vierhonderd euro per jaar besparen."
4. Ondanks de goede argumenten blijkt de
verspilling moeilijk tegen te gaan. Consumenten kopen volgens Waarts te veel
eten in en gooien bij het koken voor de zekerheid liever te veel dan te
weinig in de pan. Daarnaast verdwijnt veel eten in de groenbak omdat
consumenten de ten minste houdbaar tot-datum erg serieus nemen. Waarts:
"De tht-datum geeft aan dat het product tot dat moment kwalitatief goed
is. Maar het product is ook na die datum vaak nog best goed te consumeren."
Examenvragen bij tekst 2
6. Wat is de beste samenvatting van alinea 3?
A. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, lagere productie van graan en het besparen van geld.
B. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, meer graan voor ontwikkelingslanden en lage prijzen voor energie.
C. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, minder voedsel sturen naar ontwikkelingslanden en de consumenten betalen minder voor hun energie.
A. 2
B. 3
C. 4
8. Wat is de bedoeling van de schrijver van deze tekst?
A Hij wil de lezer amuseren.
B Hij wil de lezer informeren.
C Hij wil de lezer instrueren.
Weg met die lange vakantie
Deze tekst is een column en komt uit een krant.
1 Omdat boeren honderd jaar geleden hun
kinderen in de zomer op het land nodig hadden, zitten we nu nog steeds met die
veel te lange zomervakanties. De leerplicht was prima, maar in de zomer golden
de wetten van het boerenbedrijf. Maar er zijn inmiddels goede argumenten om de
zomervakantie te verkorten tot een maand.
Ten derde blijkt dat vooral de kwetsbare leerling de dupe is van een te lange schoolvakantie. Juist omdat dit soort leerlingen de stof door veel herhaling tot zich moet nemen, zakt er veel lesstof weg in de vakantie. Daardoor moet na de zomer veel worden herhaald en dat vertraagt hun ontwikkeling.
Ten vierde: ook voor een andere groep kinderen duurt de vakantie te lang. Sommige kinderen hebben namelijk geen ouders of oppassers die met ze naar musea en voorstellingen gaan. Zij zitten voornamelijk thuis en kijken daar naar de tv, gamen zich een ongeluk of halen op straat rottigheid uit.
3 Voor kinderen die de Nederlandse taal nog
onvoldoende machtig zijn, betekent het ook dat ze zes weken te weinig
aan hun taalontwikkeling kunnen doen. Waar sommige kinderen het geluk hebben
dat ze in de vakantie kunnen doorleren doordat ze deelnemen aan allerlei
activiteiten thuis en door vakanties naar inspirerende verre oorden, staat de algemene
ontwikkeling van andere kinderen zes of zeven weken stil. En vergeet niet, aan
het eind van de basisschool heeft een kind bijna anderhalf jaar zomervakantie
gehad!
Examenvragen bij tekst 3
B Hij wil de lezer informeren over het nut van schoolvakanties.
C Hij wil de lezer uitleg geven over vakantieactiviteiten.
B De schrijver trekt hier de aandacht met een persoonlijk verhaal.
C De schrijver vat hier de rest van de tekst samen.
A De boeren waren tegen de invoering van de leerplicht.
B De leerplicht was toen niet van toepassing op het boerenbedrijf.
C Leerlingen moesten helpen bij het binnenhalen van de oogst.
12. In alinea 2 staat: "Dat is
tweeënhalve maand!"
Welke
emotie blijkt uit deze uitroep?
A afkeuring
B jaloezie
C opluchting
13. Ouders hebben last van de lange
vakantie.
Welk
argument geeft de schrijver?
A Ouders moeten thuis veel regelen, omdat ze nooit zes weken vrij kunnen nemen.
B Ouders vinden de economie belangrijker dan lange vakanties.
C Ouders vinden een bezoek aan musea en verre oorden niet zinvol.
B Ja, maar hij noemt alleen voordelen voor het bedrijfsleven.
C Nee, hij noemt alleen maar nadelen.
A Kinderen die de Nederlandse taal nog niet goed kennen.
B Kinderen die leerzame dingen doen in de vakantie.
C Kinderen die veel gamen en televisie kijken.
2. Probeer steeds de kernzin ofwel de belangrijkste zin(nen) van de alinea te ontdekken. Valt je iets op aan de kernzinnen in deze tekst?
3. Kijk naar de signaalwoorden, welke informatie geven die je?
4 Er staan in deze tekst veel verwijswoorden. Zoek minimaal 4 verwijswoorden in de tekst en kijk waar deze naar verwijst.
Wat moet ik doen als ik ga verhuizen?
1
Zoek uit welk energiebedrijf u nu hebt
U kunt voor gas en voor elektriciteit
een ander energiebedrijf hebben. Dan moet u de volgende stappen voor beide
energiebedrijven volgen.
2
Meld snel dat u gaat verhuizen
Meld uw energiebedrijf zo snel
mogelijk dat u gaat verhuizen. U kunt dit al vanaf drie maanden van tevoren
doen. Doe dit uiterlijk twee weken voordat u verhuist. Dan kan uw
energiebedrijf alles goed voor u in orde maken.
Dan is het belangrijk om samen met de nieuwe eigenaar de meterstanden in uw oude huis op te schrijven. Vaak ziet u de nieuwe eigenaar bij de sleuteloverdracht. Neemt u dan een meterstandenformulier mee. Dan kunt u dat samen invullen en er allebei uw handtekening op zetten.
4
De meterstanden in uw nieuwe huis
Zorg dat u de meterstanden in uw
nieuwe huis opschrijft op de dag dat u de sleutel krijgt. Hebt u uw
energiebedrijf gemeld dat u verhuist? Dan stuurt uw energiebedrijf u binnen een
paar dagen een ontvangstbevestiging. Dit is een bewijs dat het energiebedrijf
weet dat u verhuist.
Examenvragen bij tekst 4
C Verhuizen en uw energierekening
C Voor mensen die na verhuizing een ander energiebedrijf willen inschakelen.
19. Miranda is verhuisd. Ze neemt de
meterstanden op in haar nieuwe huis.
Waar moet Miranda de meterstanden naartoe sturen?
A naar de netwerkbeheerder
B naar de vorige bewoner
C naar het energiebedrijf
B Ja, want anders krijg je niet op tijd de energie geleverd.
C Nee, het is alleen nodig als je voor een ander energiebedrijf kiest.
D Nee, het is handig om het plan te volgen als je niets wilt vergeten.
21. Carmen gaat binnenkort verhuizen.
Wanneer
kan zij aan het energiebedrijf doorgeven dat ze gaat verhuizen?
A Drie maanden vóór de dag van de verhuizing tot twee weken na de dag van de verhuizing.
B Drie maanden vóór de dag van de verhuizing tot twee weken vóór de dag van de verhuizing.
C Twee weken vóór de dag van de verhuizing tot twee weken na de dag van de verhuizing.
Voorbereidingsvragen bij tekst 1 - Jongere onderhandelt amper
Onder de 7 voorbereidingsvragen staat de leestekst. Probeer eerst de 7 voorbereidingsvragen te beantwoorden voordat je naar de meerkeuzevragen gaat.
1. Boven de tekst staat: ’Dit krantenartikel gaat over een onderzoek onder vakantiewerkers.’
Welke informatie kan je uit deze zin halen? (Denk aan soort tekst, de functie van de tekst, betrouwbaarheid van de tekst.)
Welke informatie kan je uit deze zin halen? (Denk aan soort tekst, de functie van de tekst, betrouwbaarheid van de tekst.)
3. Onderstreep in elke alinea de kernzin.
4. Wat betekent het woord overigens in de eerste zin van alinea 2 en 4?
5. Wat is de betekenis van het woord ‘want’ in de laatste zin van alinea 1? (tekstverband)
6. In alinea 2 staat: ‘Maar uit onderzoek blijkt …’ Wat is de betekenis van ‘maar’ in deze zin? (tekstverband)
7. De ondervraagden hebben weinig ‘parate kennis’ staat er in alinea 3. Wat is ‘parate kennis’?
Tekst 1: Dit krantenartikel
gaat over een onderzoek onder vakantiewerkers.
Jongere onderhandelt amperBij vakantiekrachten weinig kennis over arbeidsvoorwaarden.
1. Amsterdam - Bijna tweederde van de
vakantiewerkers onderhandelt niet over hun salaris. Dat blijkt uit onderzoek
van FNVJong, dat vandaag met de vakantiewerkcampagne begint. Een gemiste kans
voor sommigen, blijkt uit hetzelfde onderzoek, want een op de vier
werkgevers wil trouwe jonge krachten best meer belonen.
2. Overigens betalen de Nederlandse bazen prima.
Het minimumloon van een 16-jarige is € 3,17 per uur. Maar uit het
onderzoek blijkt dat het gemiddelde brutoloon van een 16-jarige vakantiewerker
juist op € 6,85 per uur ligt. De helft van de jongeren is daar tevreden over.
3. De ondervraagden, 895 jongeren van 13
tot 29 jaar, hebben weinig parate kennis over de collectieve
arbeidsvoorwaarden zoals die in de cao's zijn vastgelegd. De helft van de
werkgevers informeert hun vakantiewerkers daar niet over. Jongeren weten er hoe
dan ook weinig van. Tachtig procent weet niet precies welke regels van
toepassing zijn op het vakantiewerk; een op de drie heeft zijn of haar cao
gelezen.
4. Overigens begrijpt een op de vier
bazen zelf ook niet alle tekst op het loonstrookje van de vakantiewerkers, en
keert meer dan de helft van hen het loon 'wel eens' te laat uit. Bijna de helft
van de vakantiewerkers, 45 procent, begrijpt het loonstrookje 'een beetje' of
'niet'.
5. Elk jaar hebben ruim een miljoen
jongeren een vakantiebaantje. Detailhandel, horeca en gezondheidszorg zijn, net
als voorgaande jaren, sectoren waar jongeren het vaakst een extra zakcent
verdienen.
Examenvragen bij tekst 1
B Jongeren overleggen nauwelijks met hun werkgever over hun arbeidsomstandigheden.
C Jongeren overleggen nauwelijks met hun werkgever over hun loon.
Klik bij elke uitspraak 'juist' of 'niet juist' aan.
3. Welk kopje past het best boven alinea
4? (let op: waar gaat deze alinea over?
Check de kernzin!)
A Loonstrookje vaak een probleem
B Loonstrookje vaak onvolledig
C Loonstrookje vaak te laat
4. Wat is de functie van de laatste
alinea?
A Hier geeft de schrijver een conclusie.
B Hier staat nog wat extra informatie in.
C Hier wordt de tekst samengevat.
1. Wat betekent de titel bij deze
tekst?
A Jongeren overleggen nauwelijks met hun
werkgever over de inhoud van hun werk. B Jongeren overleggen nauwelijks met hun werkgever over hun arbeidsomstandigheden.
C Jongeren overleggen nauwelijks met hun werkgever over hun loon.
2. Hieronder staan vier uitspraken over
jongeren die werken.
Welke
uitspraak is juist volgens deze tekst?Klik bij elke uitspraak 'juist' of 'niet juist' aan.
De meeste jongeren hebben hun cao
gelezen.
|
a.
Juist
|
b.
Onjuist
|
Gemiddeld
krijgen vakantiewerkers van 16 jaar een loon van
€6,85
per uur.
|
a.
Juist
|
b.
Onjuist
|
Ongeveer
50% van de werkgevers informeert de vakantiekrachten over de cao.
|
a.
Juist
|
b.
Onjuist
|
In de
horeca krijgen de jongeren het best betaald.
|
a.
Juist
|
b.
Onjuist
|
A Loonstrookje vaak een probleem
B Loonstrookje vaak onvolledig
C Loonstrookje vaak te laat
B Hier staat nog wat extra informatie in.
C Hier wordt de tekst samengevat.
Voorbereidingsvragen bij tekst 2 - Minder eten in de afvalbak
Onder de 6 voorbereidingsvragen staat de leestekst. Probeer eerst de 6 voorbereidingsvragen te beantwoorden voordat je naar de meerkeuzevragen gaat.
Welke informatie kan je uit deze zin halen? (Denk aan soort tekst, de functie van de tekst, betrouwbaarheid van de tekst.)
2. Wat wil de schrijver met deze tekst vertellen?
3. Onderstreep in elke alinea de kernzin. (als je het lastig vindt om de kernzin te onderstrepen, onderstreep dan 2 of 3 zinnen in de alinea die jij het meest belangrijk vindt)
4. In alinea 1 staat: ‘Door minder weg te gooien komen onder meer klimaatdoelstellingen dichterbij.’ Welke functie heeft het woordje ‘door’ in deze zin? (tekstverband)
5. Alinea 3 is een lastige alinea. Er wordt uitgelegd waarom het goed is als er minder voedsel wordt weggegooid.
a. Aan welke woorden kan je zien dat de schrijver 3 redenen geeft?b. Welke redenen geeft de schrijver?
6. In alinea 4 worden drie redenen gegeven waarom het moeilijk is om verspilling tegen te gaan.
a. Aan welke woorden kan je zien dat de schrijver 3 redenen geeft?
b. Welke redenen geeft de schrijver?
a. Aan welke woorden kan je zien dat de schrijver 3 redenen geeft?
b. Welke redenen geeft de schrijver?
Tip: zoek woorden op waarvan je de betekenis niet kent.
Bij het examen mag je ook een (papieren) woordenboek gebruiken
Minder eten in de afvalbak
Dit artikel is afkomstig van de universiteit van Wageningen en gaat over het weggooien van voedsel.
Minder verspilling heeft ook gevolgen voor ontwikkelingslanden. Als Nederlanders minder eten weggooien hebben mensen in ontwikkelingslanden meer te eten, denkt Waarts. "Dat werkt niet direct. Je kunt de boterham die je weggooit niet naar Afrika sturen. Maar als wij minder weggooien is er minder vraag naar bijvoorbeeld graan, en dat kan zorgen voor lagere prijzen, waardoor eten beter betaalbaar wordt", zegt zij. "En voor bedrijven en consumenten komt daar nog eens bij dat ze geld kunnen besparen door zuiniger te zijn met voedsel. Een gemiddeld huishouden kan tot vierhonderd euro per jaar besparen."
Examenvragen bij tekst 2
5. Er worden in de tekst verschillende
uitspraken gedaan over voedsel. Welke uitspraak is waar en welke is niet
waar?
|
|
|
|
|
A. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, lagere productie van graan en het besparen van geld.
B. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, meer graan voor ontwikkelingslanden en lage prijzen voor energie.
C. Minder eten weggooien heeft tot gevolg: minder broeikasgassen in de lucht, minder voedsel sturen naar ontwikkelingslanden en de consumenten betalen minder voor hun energie.
7. In
alinea 4 staat: "Ondanks de goede argumenten blijkt de verspilling
moeilijk tegen te gaan."
Hoeveel
voorbeelden van verspilling worden er in de laatste alinea genoemd? A. 2
B. 3
C. 4
8. Wat is de bedoeling van de schrijver van deze tekst?
A Hij wil de lezer amuseren.
B Hij wil de lezer informeren.
C Hij wil de lezer instrueren.
Voorbereidingsvragen bij tekst 3 - Weg met die lange vakantie
Onder de 4 voorbereidingsvragen staat de leestekst. Probeer eerst de 4 voorbereidingsvragen te beantwoorden voordat je naar de meerkeuzevragen gaat.
1. Boven de tekst staat dat
dit een column is, die uit de krant komt?
Wat
voor soort tekst is een column?
2. Probeer steeds de kernzin ofwel de
belangrijkste zin(nen) van de alinea te ontdekken.
3. Kijk naar de signaalwoorden, welke informatie
geven die je?
4.
Hoeveel argumenten/redenen geeft de schrijfster om haar mening te onderbouwen?
(let goed op de signaalwoorden in alinea 2 én 3)
Deze tekst is een column en komt uit een krant.
2 Allereerst kunnen ouders nooit zes
weken vrij nemen. Er moet dus heel veel worden georganiseerd om de zaak thuis
een beetje draaiende te houden.
Ten
tweede ligt de
economie door de zomervakantie minstens van begin juli tot begin september
stil. Ik hoorde laatst een ondernemer klagen dat afspraken zelfs al vanaf eind
juni over de zomervakantie heen worden getild. Dat is tweeënhalve maand!Ten derde blijkt dat vooral de kwetsbare leerling de dupe is van een te lange schoolvakantie. Juist omdat dit soort leerlingen de stof door veel herhaling tot zich moet nemen, zakt er veel lesstof weg in de vakantie. Daardoor moet na de zomer veel worden herhaald en dat vertraagt hun ontwikkeling.
Ten vierde: ook voor een andere groep kinderen duurt de vakantie te lang. Sommige kinderen hebben namelijk geen ouders of oppassers die met ze naar musea en voorstellingen gaan. Zij zitten voornamelijk thuis en kijken daar naar de tv, gamen zich een ongeluk of halen op straat rottigheid uit.
4
Aangezien we niet meer hoeven te oogsten, moet de zomervakantie naar de
maatstaven van vandaag worden aangepast. Zo langzamerhand wegen de nadelen
namelijk zwaarder dan de voordelen voor de happy few.
Examenvragen bij tekst 3
9. Wat is de bedoeling van de schrijver
van deze tekst?
A Hij wil de lezer ervan overtuigen dat de
schoolvakanties te lang zijn. B Hij wil de lezer informeren over het nut van schoolvakanties.
C Hij wil de lezer uitleg geven over vakantieactiviteiten.
10. Wat doet de schrijver in alinea
1?
A De schrijver geeft hier een oorzaak van het
ontstaan van lange vakanties. B De schrijver trekt hier de aandacht met een persoonlijk verhaal.
C De schrijver vat hier de rest van de tekst samen.
11. In alinea 1 staat: "De leerplicht
was prima, maar in de zomer golden de wetten van het boerenbedrijf."
Wat wordt
bedoeld met de uitspraak "maar in de zomer golden de wetten van het
boerenbedrijf"? A De boeren waren tegen de invoering van de leerplicht.
B De leerplicht was toen niet van toepassing op het boerenbedrijf.
C Leerlingen moesten helpen bij het binnenhalen van de oogst.
A afkeuring
B jaloezie
C opluchting
A Ouders moeten thuis veel regelen, omdat ze nooit zes weken vrij kunnen nemen.
B Ouders vinden de economie belangrijker dan lange vakanties.
C Ouders vinden een bezoek aan musea en verre oorden niet zinvol.
14. Noemt de schrijver voordelen van een
lange vakantie?
A Ja, maar hij noemt alleen voordelen voor de
ouders. B Ja, maar hij noemt alleen voordelen voor het bedrijfsleven.
C Nee, hij noemt alleen maar nadelen.
15. In de laatste alinea staat: "Zo
langzamerhand wegen de nadelen zwaarder dan de voordelen voor de happy
few."
Wie worden hier bedoeld
met de "happy few"? A Kinderen die de Nederlandse taal nog niet goed kennen.
B Kinderen die leerzame dingen doen in de vakantie.
C Kinderen die veel gamen en televisie kijken.
Voorbereidingsvragen bij tekst 4 - Wat moet ik doen als ik ga verhuizen?
1. De eerste zin van de tekst is: Hieronder staat een stappenplan? Wat voor soort tekst verwacht je nu? Informatief, overtuigend of instruerend?Onder de 4 voorbereidingsvragen staat de leestekst. Probeer eerst de 4 voorbereidingsvragen te beantwoorden voordat je naar de meerkeuzevragen gaat.
2. Probeer steeds de kernzin ofwel de belangrijkste zin(nen) van de alinea te ontdekken. Valt je iets op aan de kernzinnen in deze tekst?
3. Kijk naar de signaalwoorden, welke informatie geven die je?
4 Er staan in deze tekst veel verwijswoorden. Zoek minimaal 4 verwijswoorden in de tekst en kijk waar deze naar verwijst.
Wat moet ik doen als ik ga verhuizen?
Deze tekst is
afkomstig van een site van de overheid.
Hieronder staat een stappenplan. Dit
kunt u volgen als u verhuist. Of u nu een nieuw energiebedrijf kiest of niet.
Dan weet u zeker dat uw aansluiting op elektriciteit en op gas goed wordt
geregeld.
3
De meterstanden in uw oude huis
Had
u een koophuis?Dan is het belangrijk om samen met de nieuwe eigenaar de meterstanden in uw oude huis op te schrijven. Vaak ziet u de nieuwe eigenaar bij de sleuteloverdracht. Neemt u dan een meterstandenformulier mee. Dan kunt u dat samen invullen en er allebei uw handtekening op zetten.
Had
u een huurhuis?
Dan is het belangrijk om samen met de
nieuwe huurder de meterstanden in uw oude huis op te schrijven. Kunt u niet met
de nieuwe huurder afspreken? Dan kunt u het beste uw verhuurder vragen om samen
met u de meterstanden in te vullen en een handtekening op het formulier te
zetten.
Het energiebedrijf stuurt u daarbij
een formulier voor uw meterstanden. U moet dit formulier invullen op de dag dat
u de sleutel van uw nieuwe huis krijgt. U schrijft de meterstanden op van uw
gasmeter en van uw elektriciteitsmeter in uw nieuwe huis. Dit kunt u het beste
samen met de vorige bewoner doen. U zet allebei uw handtekening op het
formulier. Dan bent u het er over eens wie vanaf welk moment de energie
betaalt.
Uw energiebedrijf geeft deze
meterstanden door aan uw netbeheerder. Dat hoeft u dus niet zelf te doen. De
netbeheerder registreert alle aansluitingen en zorgt voor het transport in zijn
gebied.
5
Stuur de meterstanden binnen vijftien dagen op
Hebt u het formulier helemaal
ingevuld? En staat uw handtekening eronder? Stuur het formulier dan snel op
naar uw energiebedrijf. U moet dit doen binnen vijftien dagen na de dag dat u
bent verhuisd.
6
U krijgt een rekening na de verhuizing.
Zodra uw energiebedrijf het formulier
met uw meterstanden terugkrijgt, staat uw verhuizing in de administratie van
het energiebedrijf.
Uw
oude huis
Heeft uw energiebedrijf uw verhuizing
verwerkt? Dan krijgt u voor uw oude huis de eindafrekening voor de energie die
u in uw oude huis hebt gebruikt.
Uw
nieuwe huis
Heeft uw energiebedrijf uw verhuizing
verwerkt? Dan krijgt u voor uw nieuwe huis ook een brief. Daarin staat vanaf
wanneer u daar energie krijgt. En er staan de meterstanden in waarmee u in uw
nieuwe huis begint. Ook staat er hoeveel u vooraf aan uw energiebedrijf moet
betalen om energie te krijgen in uw nieuwe huis. Dit is het
voorschotbedrag. Examenvragen bij tekst 4
16. Hieronder staan drie titels.
Welke titel past het best boven deze
tekst?
A
Verhuizen en uw energiebedrijf
B
Verhuizen en uw energiegebruik C Verhuizen en uw energierekening
17. Voor wie is deze tekst bedoeld?
A
Voor mensen die in verband met een verhuizing de energievoorziening
willen regelen.
B
Voor mensen die na verhuizing de meterstanden door willen geven aan het
energiebedrijf. C Voor mensen die na verhuizing een ander energiebedrijf willen inschakelen.
18. Wat moet je volgens deze tekst doen
bij een verhuizing?
Klik bij elke
uitspraak 'wel doen' of 'niet doen' aan.
De verhuizing melden
aan je energiebedrijf op de dag van de verhuizing.
|
A wel doen
|
B niet doen
|
Op de dag dat je de
sleutel aan de nieuwe eigenaar geeft, samen met hem de meterstanden
noteren.
|
A wel doen
|
B niet doen
|
De genoteerde
meterstanden opsturen naar het energiebedrijf.
|
A wel doen
|
B niet doen
|
Contact opnemen met de
netbeheerder.
|
A wel doen
|
B niet doen
|
Waar moet Miranda de meterstanden naartoe sturen?
A naar de netwerkbeheerder
B naar de vorige bewoner
C naar het energiebedrijf
20. Is het verplicht dit stappenplan te
volgen als je verhuist?
A
Ja, omdat de netwerkbeheerder dit voorschrijft. B Ja, want anders krijg je niet op tijd de energie geleverd.
C Nee, het is alleen nodig als je voor een ander energiebedrijf kiest.
D Nee, het is handig om het plan te volgen als je niets wilt vergeten.
A Drie maanden vóór de dag van de verhuizing tot twee weken na de dag van de verhuizing.
B Drie maanden vóór de dag van de verhuizing tot twee weken vóór de dag van de verhuizing.
C Twee weken vóór de dag van de verhuizing tot twee weken na de dag van de verhuizing.
Reacties
Een reactie posten