Doorgaan naar hoofdcontent

Vijf tips voor het geven van zakgeld (uit Voorbeeldexamen MBO 2021-2022)

 
Deze tekst komt uit een krant.
Bij deze tekst horen 6 vragen die je onderaan de tekst vindt via de link Vragenformulier
 
Vijf tips voor het geven van zakgeld
 
alinea 1
Kinderen die zakgeld krijgen, leren beter met geld omgaan. Wat is een goed bedrag? En leer je een kind sparen of juist uitgeven?
Volwassenen die als kind niet leerden omgaan met geld, hebben vaker geldproblemen.
61 procent van de volwassenen met betalingsachterstand zegt geen financiële opvoeding te hebben gehad. Ook sparen ze minder en kopen ze vaker spullen waarvoor ze eigenlijk geen geld hebben, blijkt uit onderzoek van de site Wijzer in geldzaken en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud).
Zakgeld geven is een goede manier om latere problemen te ondervangen. Wat is een goede leeftijd om met zakgeld te beginnen? En hoeveel geef je? Vijf tips.
 
alinea 2
Tip 1: Begin op tijd
Zakgeld is leergeld, wordt vaak gezegd. En daarom kun je er maar beter vroeg mee beginnen, adviseren Nibud en Wijzer in geldzaken. Dat wil zeggen: op ongeveer zesjarige leeftijd. Dan gaan de meeste kinderen naar groep drie en leren ze rekenen en eenvoudige sommetjes maken. Ook kunnen de kinderen vanaf die leeftijd munten herkennen. "Het is zonde als je niet bij de ontwikkeling aansluit en pas veel later begint", zegt Annemarie Koop van het Nibud.
Het is daarom ook verstandig om - vooral in het begin - contant geld te geven. Dan zien kinderen hoeveel muntjes van 10 cent er in een euro gaan bijvoorbeeld. En hoeveel wisselgeld ze terugkrijgen. Koop: "Het gaat er dan ook nog niet zozeer om hoeveel ze krijgen, maar meer dát ze iets krijgen."
Jonge kinderen kunnen nog geen goede inschatting maken van de waarde van het geld. Voor zover zij weten is een nieuwe fiets even duur als een pakje kauwgom. Als ze iets ouder worden - een jaar of acht - begrijpen ze bedragen beter en krijgen ze meer besef van tijd. Ze snappen dan ook dat je iets groters kunt kopen als je eerst geld opzijlegt.
 
alinea 3
Tip 2: Kies een eerlijk bedrag
Maar dan blijft nog de vraag: hoeveel geef je? Op de websites van het Nibud en Wijzer in geldzaken staan tabellen met richtbedragen per leeftijd. Die zijn gebaseerd op twee grote enquêtes onder kinderen en jongeren. Kinderen van zes tot acht krijgen gemiddeld 1 tot 2 euro per week. Daarna komt er voor elk levens- of schooljaar ongeveer 20 cent bij.
"Het is veruit de meest gestelde vraag van ouders", zegt Henriëtte Raap van Wijzer in geldzaken. "De hoogte van het bedrag hangt natuurlijk ook af van de draagkracht van ouders. Voor de een is een euro best veel, voor de ander is het niks. En wat moet een kind er allemaal van betalen?"
Is het allemaal bedoeld voor snoep of speelgoed? Of ook voor cadeautjes voor familieleden en een abonnement op de Donald Duck?
Vindt een kind het zakgeld toch te laag, dan is het tijd voor onderhandelingen. "Laat je kind proberen te onderbouwen waarom het bedrag omhoog moet. Stimuleer het om een plannetje te maken en met argumenten te komen", zegt Raap. "Ook dat is heel leerzaam."
 
alinea 4
Tip 3: Maak duidelijke afspraken (en houd je daaraan)
"Een onderdeel van leren omgaan met geld is weten hoelang je met een bepaald bedrag kunt doen. Geef zakgeld daarom altijd op een vaste dag", adviseert Koop. "Als kinderen het de ene keer op zaterdag krijgen en dan weer op dinsdag, weten ze niet waar ze aan toe zijn."
"Geef daarom ook niet zomaar geld extra als het op is", zegt Raap. "Kinderen moeten leren dat ze geld maar één keer kunnen uitgeven en dat er een grens is aan wat ze kunnen kopen. Het is juist goed als ze alles in één keer uitgeven aan een berg snoep en daar later spijt van hebben. Ze moeten dat soort fouten kunnen maken."
"Wat vaak goed werkt, is een soort contractje opstellen", zegt Koop. Zet dan duidelijk de afspraken op een rij - hoeveel, wanneer en wat moet je ervan doen? - en hang het op in huis.
 
alinea 5
Tip 4: Leer je kind sparen - of juist uitgeven
"Het is belangrijk te weten wat voor geldtype een kind is", zegt Koop. "Let daarom goed op het gedrag van het kind." Sommige kinderen geven het liefst al hun zakgeld uit op de dag dat ze het krijgen. Anderen stoppen het elke week braaf in hun spaarpot en doen er daarna niets mee - op af en toe tellen na.
"De manier waarop een kind met geld omgaat, kan erg botsen met het geldgedrag van ouders", aldus Koop. "Probeer toch aan te sluiten bij het gedrag van het kind en waar nodig bij te sturen of te helpen. Want uitgeven of sparen, ze moeten het allebei leren."
Een kind dat alleen spaart, vindt geld uitgeven misschien moeilijk of spannend. Koop: "Geld uitgeven is ook leren nadenken en kiezen wat je wilt, dat is soms lastig." Spreek dan af samen iets te kopen.
Een kind dat alleen maar uitgeeft, moet leren dat sparen belangrijk is en loont. Omdat je iets groters kunt kopen bijvoorbeeld, maar ook omdat het goed is om voorbereid te zijn op onverwachte uitgaven. Grote aankopen moeten ze later ook plannen. Koop: "Een spaarpot werkt goed. Ze zien het bedrag groeien, dat motiveert."
 
alinea 6
...
Straffen met zakgeld past misschien gemakkelijk in het rijtje van dreigementen als 'zonder eten naar bed'. "Toch kunnen ouders dat beter niet doen", zegt Raap. "Zie zakgeld niet als een straf of beloning voor bepaald gedrag. Het is gewoon een onderdeel van groot worden en van verantwoordelijkheid krijgen."
Dat betekent ook: niet boos worden als ze het niet op de manier uitgeven waarop je het als ouder graag zou willen.
Het kan dan weer geen kwaad af en toe geld te geven voor een klusje. Raap: "Ook geld verdienen moet je leren. Maar dat hoeft echt niet bij elk klusje, want in veel gezinnen hoort meehelpen in het huishouden er ook gewoon bij."

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Voorbereiden op het Examen Lezen en Luisteren MBO 2F

Het MBO-examen Lezen en Luisteren 2F bestaat meestal uit 4 leesteksten en 3 luisterteksten. De tekstsoorten zijn informatief, instructief en betogend.   De onderwerpen hebben vaak te maken met het milieu, de gezondheid, werk, burgerschap. Veel mensen denken dat ze dit examen niet kunnen voorbereiden, omdat de teksten en de vragen toch steeds anders zijn. Het soort vragen dat gesteld wordt is echter wel steeds hetzelfde. Als je weet welke vragen er gesteld kunnen worden, kan je je daar wel op voorbereiden door te zorgen dat je de bijbehorende begrippen wel kent (denk aan signaalwoorden, tekstsoorten, hoofdgedachte). Begin altijd met oriënterend of scannend lezen. Kijk naar de belangrijke plaatsen in de tekst, zoals de titel, de eerste (inleiding) en laatste alinea (slot) en alle tussenkopjes. Als je de tekst helemaal gaat lezen, verdeel je de tekst in deelonderwerpen. Hieronder staan enkele veelvoorkomende vragen: ·          Wie zegt ...

Oefeningen voor het Centraal Examen

Onderstaande oefeningen kan je doen met bijna elke tekst. Zoek een tekst in je leerboek, in de krant of een tijdschrift en maak een oefening. Wanneer je samen met een klasgenoot de oefening maakt, kunnen jullie je antwoorden vergelijken en bespreken. Oefening: Een tekst Nederlands lezen en tekstsoort en opbouw bepalen WAAROM doen we dit? Het examen Nederlands komt eraan! Daarom ga je trainen op onderdelen en deelvaardigheden die nodig zijn om het CE goed te kunnen maken. In deze oefening oefen je het herkennen van de tekstsoort, het onderwerp/hoofdgedachte en de opbouw van de tekst. WAT doen we? Een tekst lezen en ‘ontleden’ HOE pakken we het aan? Stap 1: Bekijk de tekst oriënterend. Lees de titel, de tussenkopjes en kijk naar de bron. Wat is de tekstsoort? Stap 2: Lees de inleiding en het slot. Wat is het onderwerp? Stap 3: Lees intensief. Wat is de hoofdgedachte? Stap 4: Verdeel de tekst in inleiding, kern en sl...

Luisteren - oefeningen uit het Centraal Examen 2013

Luisterteksten   Bij de luisterteksten is er eerst het hele filmpje of luisterfragment. Per vraag kan je een onderdeel van het filmpje nogmaals beluisteren. Mobiel schademelden Je ziet een filmpje waarin Henk in zijn auto tegen de auto van Vera botst. In het filmpje wordt uitgelegd hoe je de schade kunt melden. Het fragment duurt ongeveer 2.30 minuten. Bij dit fragment horen 8 vragen.   22.       Het filmpje begint met een aanrijding. Wat wordt hier bedoeld met: "Een aanrijding zit in een klein hoekje"? A         Bij de aanrijding is een hoek van het voertuig beschadigd. B         De aanrijding is gebeurd op een hoek van de weg. C         Een aanrijding kan altijd onverwacht gebeuren. 23.         Henk is met zijn auto tegen die van Vera aangereden. Wat hebben Henk en Vera ...