Doorgaan naar hoofdcontent

Luisterfragmenten Centraal Examen Nederlands MBO 2F 2014

Hieronder zie je de luisterfragmenten met de vragen uit het Centraal Examen Lezen en Luisteren MBO 2F van 2014.

Biologisch eerlijk eten
Je gaat kijken naar een televisieprogramma voor jongeren.
Het filmpje duurt ongeveer 8 minuten.
Bij dit filmpje horen 7 vragen.

23. Waaruit blijkt dat Koos een biologische boer is?
Noteer de drie goede antwoorden.
A.     De kalfjes blijven in een aparte ruimte in de stal.
B.     De koeien zijn in de zomer altijd buiten.
C.     Hij gebruikt natuurlijke producten
D.     Hij gebruikt veel stro op zijn bedrijf.
E.      Hij laat het gras lang groeien, zodat de koeien veel kunnen eten.

24. Hoe weet je dat een artikel in de winkel biologisch is?
A.     Je weet dat pas als een medewerker dat  aangeeft.
B.     Je ziet dat aan het symbool op het artikel of in de winkel.
C.     Je ziet op het artikel van welke leverancier het komt.

25. Georgina en Tamar zijn in de Kunsthal bij de week van de smaak.
Wat zegt Tamar over ‘eerlijk eten’?
Noteer de drie goede antwoorden.
A.     Dieren hebben een beter leven.
B.     Tegen insecten is geen gif gebruikt.
C.     Eten is goed van smaak.
D.     Producten worden gegeten in de periode dat ze groeien.
E.      De herkomst van het product hoeft niet geraden te worden.

26. Sanne Reisenga zegt dat biologische producten een ‘beetje een geitenwollensokkenimago’ hebben.
Wat vindt zij daarvan?
A.     Dat idee verandert. Veel winkels verkopen nu deze producten.
B.     Dat vindt zij geen probleem. Zij vindt dat het eten veel smaakt heeft.
C.     Dat zal altijd wel zo blijven. Dat vindt ze wel jammer.

27. Waarom wordt de week van de smaak georganiseerd?
A.     Om mensen meer bewust te maken van hun eigen eetgewoonten.
B.     Om mensen te laten zien dat biologisch voedsel niet duur is.
C.     Om mensen te stimuleren hun basisproducten in de supermarkten te kopen.

28. Georgina zegt: ‘Prioriteiten stellen dus voor de jongeren.’
Wat bedoelt zij daarmee?
A.     Jongeren moeten biologisch eten gewoon gaan proberen.
B.     Jongeren moeten keuzes maken bij het uitgeven van hun geld.
C.     Jongeren moeten niet zoveel drinken als ze uitgaan.

29. Wat is de functie van de rap in dit programma?
A.     Deze geeft een instructie hoe je een beter milieu krijgt.
B.     Deze geeft een samenvatting van het hele programma.
C.     Deze roept op om beter om te gaan met het milieu.


Bel-niet-aan-register
Je gaat luisteren naar een actualiteitenprogramma.
Het fragment duurt ongeveer 5 minuten.
Bij dit fragment horen 8 vragen.


30. Bedrijven proberen hun producten weer steeds meer te verkopen aan de deur.
Waarom doen bedrijven dat?
A.     Ze kunnen minder mensen via de telefoon bereiken.
B.     Ze merken dat de consument het zielig vindt om verkopers af te wimpelen.
C.     Ze vinden het moeilijk om andere manieren te verzinnen om klanten te werven.

31. De verslaggever interviewt een aantal mensen over verkopen aan de deur.
Wat is hun mening hierover?
A.     Ze vinden het een prettige manier om een product te kopen.
B.     Ze vinden het geen enkel probleem, maar kopen nooit iets aan de deur.
C.     Ze vinden het vervelend en kopen bijna nooit iets aan de deur.

32. Welke informatie staat er op de DeurWijzer?
Noteer bij elke uitspraak ‘wel’ of ‘niet’.
1.      Voer steeds een goed gesprek met de verkoper.                A. Wel                  B. Niet
2.      Vraag de verkoper om zich te legitimeren.                           A. Wel                  B. Niet
3.      Vraag welke producten de verkoper verkoopt.                    A. Wel                  B. Niet
4.      Zet geen handtekening.                                                            A. Wel                  B. Niet

33. Wat vindt Dirk Jansen van het Bel-niet-aan-register?
A.     Hij denkt dat het heel veel geld gaat kosten.
B.     Hij is bang dat te veel mensen zich gaan aanmelden.
C.     Hij vindt het een heel goed idee.

34. Els Putters geeft aan wat het probleem is , als verkopers aan de deur komen met hun producten.
Wat is dat probleem?
A.     Consumenten zetten vaak hun handtekening zonder te weten waarvoor.
B.     Medewerkers van een bedrijf vragen te snel of ze even langs kunnen komen.
C.     Verkopers kunnen niet goed uitleggen welke producten de klant gewonnen heeft.

35. Wat doet de Consumentenautoriteit om de bedrijven op te voeden?
A.     Bedrijven straffen als ze zich niet aan de regels houden.
B.     Voorlichting geven over de DeurWijzer.
C.     Zorgen dat bedrijven zich aan het Bel-niet-aan-register houden.

36. EƩn organisatie heeft de DeurWijzer bedacht, een andere organisatie heeft een sticker ontwikkeld.
Welk product voorkomt dat er verkopers aan de deur komen?
A.     Alleen de DeurWijzer zorgt ervoor dat verkopers niet aan de deur komen.
B.     Alleen de sticker zorgt ervoor dat verkopers niet aan de deur komen.
C.     Beide producten zorgen ervoor  dat verkopers niet aan de deur komen.
D.     Geen van beide producten zorgt ervoor dat verkopers niet aan de deur komen.

37. Wat is het doel van de makers van dit programma?
A.     Consumenten informeren over het bestaan van de Deurwijzer.
B.     Consumenten instrueren over het gebruik van de DeurWijzer.
C.     Consumenten waarschuwen tegen verkopers aan de deur.

Kooptips: Elektrische fietsen


 Je gaat kijken naar een consumentenprogramma.
Het filmpje duurt ongeveer 4 minuten.

Bij dit filmpje horen 6 vragen.

38. Wat is volgens Henk Verhagen de reden om dit programma over elektrische fietsen te maken?
A.     Ze worden steeds populairder, dus je moet er goed mee leren omgaan.
B.     Ze zijn duur, dus je moet goed weten wat je koopt.
C.     Ze zitten ingewikkeld in elkaar, dus je moet goed weten hoe ze werken.

39. Welk aandrijfsysteem rijdt volgens Henk Verhagen het prettigst?
A.     Het systeem met de bewegingssensor.
B.     Het systeem met de krachtsensor.
C.     Beide systemen rijden even prettig.

40. Henk Verhagen heeft het over een actieradius tussen de 30 en de 50.
Wat bedoelt hij daarmee?
A.     De afstand die je af kunt leggen in kilometers.
B.     De snelheid van de fiets in kilometers per uur.
C.     Het eigen gewicht van de fiets in kilo’s .

41. Op welke plek moet de accu geplaatst worden om de beste rijeigenschappen te krijgen?
A.     In het midden van de fiets.
B.     Onder de bagagedrager
C.     Zo laag mogelijk

42. Raymond gaat naar een nieuwe school. Die school ligt 3 km van zijn huis en er zijn erg veel verkeerslichten onderweg. Hij zal vaak moeten remmen en weer optrekken.
Welke elektrische fiets kan Raymond het beste kopen?
A.     Een fiets met een derailleur en een grote accu.
B.     Een fiets met een derailleur en een kleine accu.
C.     Een fiets met een naafversnelling en een grote accu.
D.     Een fiets met een naafversnelling en een kleine accu.

 43. Ellen maakt graag toertochten en dan rijdt ze 80 km op een dag. Ze heeft ook fietstassen met kleding, eten, drinken en boeken bij zich. Ze wil voor die tochten een elektrische fiets gaan kopen.

Waarmee zal ze bij de aankoop van een elektrische fiets vooral rekening moeten houden?
A.     De capaciteit van de accu
B.     De plaats van de elektromotor
C.     Het soort versnelling




Antwoorden van de 4 leesteksten en de luisterteksten op: Antwoorden
Tel alle goede antwoorden op (ook die van de luisterteksten). In de scoringstabel kun je je cijfer berekenen.

Reacties

  1. Fijne oefenteksten en luisterfragmenten. Heb het vandaag in de klas gebruikt en zowel studenten als ik waren erg tevreden.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Voorbereiden op het Examen Lezen en Luisteren MBO 2F

Het MBO-examen Lezen en Luisteren 2F bestaat meestal uit 4 leesteksten en 3 luisterteksten. De tekstsoorten zijn informatief, instructief en betogend.   De onderwerpen hebben vaak te maken met het milieu, de gezondheid, werk, burgerschap. Veel mensen denken dat ze dit examen niet kunnen voorbereiden, omdat de teksten en de vragen toch steeds anders zijn. Het soort vragen dat gesteld wordt is echter wel steeds hetzelfde. Als je weet welke vragen er gesteld kunnen worden, kan je je daar wel op voorbereiden door te zorgen dat je de bijbehorende begrippen wel kent (denk aan signaalwoorden, tekstsoorten, hoofdgedachte). Begin altijd met oriĆ«nterend of scannend lezen. Kijk naar de belangrijke plaatsen in de tekst, zoals de titel, de eerste (inleiding) en laatste alinea (slot) en alle tussenkopjes. Als je de tekst helemaal gaat lezen, verdeel je de tekst in deelonderwerpen. Hieronder staan enkele veelvoorkomende vragen: ·          Wie zegt ...

Oefeningen voor het Centraal Examen

Onderstaande oefeningen kan je doen met bijna elke tekst. Zoek een tekst in je leerboek, in de krant of een tijdschrift en maak een oefening. Wanneer je samen met een klasgenoot de oefening maakt, kunnen jullie je antwoorden vergelijken en bespreken. Oefening: Een tekst Nederlands lezen en tekstsoort en opbouw bepalen WAAROM doen we dit? Het examen Nederlands komt eraan! Daarom ga je trainen op onderdelen en deelvaardigheden die nodig zijn om het CE goed te kunnen maken. In deze oefening oefen je het herkennen van de tekstsoort, het onderwerp/hoofdgedachte en de opbouw van de tekst. WAT doen we? Een tekst lezen en ‘ontleden’ HOE pakken we het aan? Stap 1: Bekijk de tekst oriĆ«nterend. Lees de titel, de tussenkopjes en kijk naar de bron. Wat is de tekstsoort? Stap 2: Lees de inleiding en het slot. Wat is het onderwerp? Stap 3: Lees intensief. Wat is de hoofdgedachte? Stap 4: Verdeel de tekst in inleiding, kern en sl...

Luisteren - oefeningen uit het Centraal Examen 2013

Luisterteksten   Bij de luisterteksten is er eerst het hele filmpje of luisterfragment. Per vraag kan je een onderdeel van het filmpje nogmaals beluisteren. Mobiel schademelden Je ziet een filmpje waarin Henk in zijn auto tegen de auto van Vera botst. In het filmpje wordt uitgelegd hoe je de schade kunt melden. Het fragment duurt ongeveer 2.30 minuten. Bij dit fragment horen 8 vragen.   22.       Het filmpje begint met een aanrijding. Wat wordt hier bedoeld met: "Een aanrijding zit in een klein hoekje"? A         Bij de aanrijding is een hoek van het voertuig beschadigd. B         De aanrijding is gebeurd op een hoek van de weg. C         Een aanrijding kan altijd onverwacht gebeuren. 23.         Henk is met zijn auto tegen die van Vera aangereden. Wat hebben Henk en Vera ...