Doorgaan naar hoofdcontent

Leestekst + vragen Vroege vogels en nachtvlinders (2015)

Deze tekst komt van een website.
Bij deze tekst horen 4 vragen.
 
alinea 1
Er zijn mensen die 's ochtends nog voor de wekker gaat, uitgerust wakker worden. Anderen vervloeken elke ochtend hun wake-up call en bloeien juist pas op als het avond wordt. Je kunt er niets aan veranderen; je wordt geboren als een avondmens of een ochtendmens. Maar het kan wel moeilijkheden opleveren, zoals slaapproblemen, overgewicht of depressie.
 
alinea 2
Slaappatroon
Mensen hebben verschillende slaappatronen. De ene persoon is een ochtendmens en staat graag vroeg op en gaat vroeg naar bed. De andere persoon is juist een avondmens en wordt pas later op de dag of in de avond actief. Deze mensen staan juist graag laat op en gaan laat naar bed. Tussen het ochtendmenstype en het avondmenstype zijn er nog vijf groepen met verschillende slaappatronen.
De meeste mensen hebben tussen de zeven en een half en acht en een half uur slaap per nacht nodig en gaan rond middernacht naar bed. De tijd van moe worden en de hoeveelheid slaap die je nodig hebt, hebben niets met elkaar te maken. Je kunt dus best een ochtendmens zijn die wel tien uur slaap nodig heeft, of juist een avondmens die tien uur slaap nodig heeft.
 
alinea 3
Melatonine
Melatonine wordt ook wel het slaaphormoon genoemd, omdat het wordt aangemaakt als het avond wordt en ervoor zorgt dat je moe wordt. Het melatonineniveau neemt bij mensen met een gemiddeld slaappatroon het snelst toe tussen half tien 's avonds en het moment van inslapen. Vlak na het moment van inslapen is de meeste melatonine in het lichaam, daarna neemt het niveau weer af tot het wakker worden.
Melatonine-aanmaak wordt onder andere geregeld door licht. Als er licht op het netvlies valt, wordt er een stofje afgegeven dat de aanmaak van melatonine onderdrukt. Zodra het donker wordt en er dus minder licht op het netvlies valt, komt de melatonine-aanmaak op gang.
 
alinea 4
Vroeger waren mensen buiten als het licht was en gingen naar binnen als het donker werd. Dat is nu anders. Gemiddeld zijn mensen in Europa op een werkdag nu minder dan één uur buiten en in het weekend iets minder dan drie. Dit beïnvloedt de biologische klok, omdat het licht buiten veel intenser is dan het licht binnen. Door dit lichttekort gaat de biologische klok achterlopen.
's Avonds is het probleem juist andersom. Door alle lampen en tv- en computerschermen in huis vangen we 's avonds juist te veel licht op. Hierdoor wordt de melatonine-aanmaak minder en wordt in slaap vallen lastiger.
 
alinea 5
Beter slapen
Om 's avonds makkelijker in slaap te komen, is het beter om 's avonds niet te lang achter een computerscherm te zitten. Ook slapen in een goed verduisterde kamer helpt. Ten slotte is het goed om overdag wat vaker naar buiten te gaan.
 
Leestekst 2. Vroege vogels en nachtvlinders
Bij deze tekst horen vraag 5 t/m 8.
 
Vraag 5.
Wanneer is de hoeveelheid melatonine het hoogst?
A 's avonds voordat je in slaap valt
B direct nadat je bent gaan slapen
C vlak voordat je wakker wordt
 
Vraag 6.
Welke invloed heeft licht op het slaappatroon?
Schrijf de cijfers op van de twee juiste antwoorden.
1 Je slaapt beter als je overdag veel in het licht bent.
2 Je slaapt beter als je 's avonds veel in het licht bent.
3 Je slaapt slechter als je overdag veel in het licht bent.
4 Je slaapt slechter als je 's avonds veel in het licht bent.
 
Vraag 7.
Welk tussenkopje past het best boven alinea 4?
A Biologische klok
B Licht
C Tv- en computerschermen
 
Vraag 8.
Hieronder staat een aantal beweringen die met slaap te maken hebben.
Welke bewering is volgens de tekst waar?
Neem de nummers van de onderstaande vier beweringen over en zet er achter 'waar' of 'niet waar'.
1 Ochtendmensen en avondmensen slapen gemiddeld evenveel per nacht.
2 Er zijn twee soorten slaappatronen die mensen kunnen hebben.
3 Melatonine kan alleen worden aangemaakt als er voldoende licht is.
4 Het aantal uren dat je buiten bent, heeft effect op je biologische klok.


















Reacties

Populaire posts van deze blog

Voorbereiden op het Examen Lezen en Luisteren MBO 2F

Het MBO-examen Lezen en Luisteren 2F bestaat meestal uit 4 leesteksten en 3 luisterteksten. De tekstsoorten zijn informatief, instructief en betogend.   De onderwerpen hebben vaak te maken met het milieu, de gezondheid, werk, burgerschap. Veel mensen denken dat ze dit examen niet kunnen voorbereiden, omdat de teksten en de vragen toch steeds anders zijn. Het soort vragen dat gesteld wordt is echter wel steeds hetzelfde. Als je weet welke vragen er gesteld kunnen worden, kan je je daar wel op voorbereiden door te zorgen dat je de bijbehorende begrippen wel kent (denk aan signaalwoorden, tekstsoorten, hoofdgedachte). Begin altijd met oriënterend of scannend lezen. Kijk naar de belangrijke plaatsen in de tekst, zoals de titel, de eerste (inleiding) en laatste alinea (slot) en alle tussenkopjes. Als je de tekst helemaal gaat lezen, verdeel je de tekst in deelonderwerpen. Hieronder staan enkele veelvoorkomende vragen: ·          Wie zegt ...

Oefeningen voor het Centraal Examen

Onderstaande oefeningen kan je doen met bijna elke tekst. Zoek een tekst in je leerboek, in de krant of een tijdschrift en maak een oefening. Wanneer je samen met een klasgenoot de oefening maakt, kunnen jullie je antwoorden vergelijken en bespreken. Oefening: Een tekst Nederlands lezen en tekstsoort en opbouw bepalen WAAROM doen we dit? Het examen Nederlands komt eraan! Daarom ga je trainen op onderdelen en deelvaardigheden die nodig zijn om het CE goed te kunnen maken. In deze oefening oefen je het herkennen van de tekstsoort, het onderwerp/hoofdgedachte en de opbouw van de tekst. WAT doen we? Een tekst lezen en ‘ontleden’ HOE pakken we het aan? Stap 1: Bekijk de tekst oriënterend. Lees de titel, de tussenkopjes en kijk naar de bron. Wat is de tekstsoort? Stap 2: Lees de inleiding en het slot. Wat is het onderwerp? Stap 3: Lees intensief. Wat is de hoofdgedachte? Stap 4: Verdeel de tekst in inleiding, kern en sl...

Luisteren - oefeningen uit het Centraal Examen 2013

Luisterteksten   Bij de luisterteksten is er eerst het hele filmpje of luisterfragment. Per vraag kan je een onderdeel van het filmpje nogmaals beluisteren. Mobiel schademelden Je ziet een filmpje waarin Henk in zijn auto tegen de auto van Vera botst. In het filmpje wordt uitgelegd hoe je de schade kunt melden. Het fragment duurt ongeveer 2.30 minuten. Bij dit fragment horen 8 vragen.   22.       Het filmpje begint met een aanrijding. Wat wordt hier bedoeld met: "Een aanrijding zit in een klein hoekje"? A         Bij de aanrijding is een hoek van het voertuig beschadigd. B         De aanrijding is gebeurd op een hoek van de weg. C         Een aanrijding kan altijd onverwacht gebeuren. 23.         Henk is met zijn auto tegen die van Vera aangereden. Wat hebben Henk en Vera ...